Heemkronijk jaar:1971, jaargang:10, nummer:3, blz.36 -38
WEER BODEMVONDST lN GELDROP
Verslag van de Archeologische werkgroep Geldrop
Op vrijdag 1 oktober 1971 werd door de Heer P.A. Derks een afvalkuil ontdekt nabij de "lJzeren Man" te Geldrop (coördinaten: 379.450 x l66.800 kaartblad 51G).
De afvalkuil was aan het licht gekomen in verband met graafwerkzaamheden aldaar. De kuil werd 50 cm. onder het maaiveld aangetroffen.
Na deze ingemeten te hebben (lengte 4.30 m., breedte 4.20 m.) werd begonnen met het afgraven van de zuidelijke helft om zo een duidelijk overzicht te kunnen krijgen van de doorsnede.
Op de 1e dag van de (nood) opgraving werden er alleen scherven gevonden, waaronder geglazuurden (geel en bruin). Na een boring bleek dat de bodem van de kuil voorlopig niet bereikt zou worden.
Op de 2e dag (zondag) hadden we echter meer succes; bovenuit de kuil kwam een bronzen fibula (mantelspeld) tevoorschijn, iets lager vonden we enkele grote fragmenten van middeleeuws kogelpot-aardewerk, verder een merkwaardig stuk ijzer waaraan een stukje brons zat, dat pas bij het schoonmaken van de vondsten ontdekt werd.
Op maandagmiddag vond men op een diepte van 75 cm. een bronzen lepeltje (waarvan het grootste gedeelte van het steeltje ontbrak), benevens veel middeleeuws aardewerk en een stukje onversierd Terra Sigilata, dat zich moeilijk rijmen liet met de rest van het aardewerk en waarschijnlijk in de afvalkuil gekomen was doordat dit aan de oppervlakte lag toen de kuil gegraven werd.
Dinsdag bracht niet veel bijzonders: een spijkerachtig voorwerp dat volgens de Heer G. Beex mogelijk schoenbeslag zou kunnen zijn en verder wat Pingsdorferaardewerk en enkele in zeer slechte staat verkerende paardetanden.
Woensdag 6 oktober kwam onderuit de afvalkuil een langwerpig steentje met een ingeboord gat te voorschijn waarvan de helft was afgebroken en dat waarschijnlijk diende als slijpsteentje. Nadat de zuidelijke helft geheel afgegraven was, werd begonnen met het bijschaven van het vertikale profiel (om een duidelijke profielfoto en profieltekening te kunnen maken) waarbij een geel geglazuurde rammelaar werd gevonden (diepte 60 cm.).
Uit de doorsnede bleek dat deze grote afvalkuil niet uit één, maar uit twee en mogelijk uit drie afvalkuilen zou hebben kunnen bestaan, ook viel het ons op dat de kuil veel leem en bakafval bevatte.
Donderdag 7 oktober werd begonnen met het afgraven van de noordelijke helft. Al direkt kwamen boven uit de kuil een bronzen spijkertje met een grote kop en een zeer mooi biconisch spinsteentje voor de dag. Later op de middag werd een vuurstenen werktuigje op iets grotere diepte gevonden.
Vrijdag 8 oktober werd de opgraving afgerond met het leeghalen van het laatste gedeelte, waarbij enkele geglazuurde scherven en de halve kling van een mes te voorschijn kwamen. Het is mogelijk dat deze afvalkuíl enig verband houdt met de in 1968 gevonden houten waterputten nabij het (niet meer bestaande) Hagelven, waarbi] ongeveer hetzelfde schervenmateriaal voor de dag is gekomen (coördinaten, 380.325x166.380 kaartblad 51G).
Tenslotte willen wij hen bedanken die hebben meegeholpen de kuil op te graven n.l. T. van de Sanden en H.van Lieshout, maar vooral de heer G. Beex die ons materiaal en de nodige aanwiizigingen verschafte.
Archeologische Werkgroep Geldrop
P. Derks, W.van de Sanden, J. Deeben.