Heemkronyk jaar:1981, jaargang:20, nr.3 en 4, blz.145- 149
VERMEULEN UIT LEENDERSTRIJP
Door: A.F.N. van Asten
Op 30 januari 1753 verschenen voor Jan van Dommelen en Nicolaas de Jonge, schepenen van Heeze, de gebroeders Jacobus en Francis Vermeulen, wonend te Leenderstrijp, als nagelaten kinderen van wijlen Johan Vermeulen en Sophia Bijnen.
Ze verklaren dat ze de obligaties of schuldbekentenissen van diverse gemeenten en enkele partikulieren die vader had nagelaten, zullen gaan delen.
Aan Jacob werd rond de 6800 gulden toegewezen en voor Francis was er ongeveer 7500 gulden. 'n Totale waarde van 14300 gulden en dat in die tijd! De schuldbekentenissen waren van de gemeenten Leende, Heeze, Geldrop, Zesgehuchten, Oerle, Asten, Weert en Valkenswaard, verder een paar van partikulieren en twee obligaties ieder van 1100 gulden ten laste van het comptoir der Koningsbeeden in Den Bosch.
Ze verklarengverder dat ze "de vastigheden van wijlen vader al voor lange met malkanderen bij het leven van vader hadden gescheiden"; ook bleken de gerede gelden alsook de meubilaire goederen reeds verdeeld, alleen waren er nog te scheiden enige gelden als het hof tot München aan hun vader zaliger schuldig is, welke ze samen zullen delen als die zullen "opkomen" .
Hun vader Johan was gepensioneerd valkenier van de keurvorst van Beieren.
Verder zal Jacobus uit zijn aandeel, volgens testamentaire dispositie van vader, aan zijn broer Francis 600 gulden moeten betalen zodra deze meerderjarig was geworden of in het huwelijk zou treden en wel met een interest van 2½ % vanaf de sterfdag van vader.
Dit alles was op 30 januari 1753 te Heeze door Paulus Ekringa als sekretaris opgemaakt en door Jacob en Francis Vermeulen ondertekend (1).
Hendrik Vermeulen uit Valkenswaard had o.a. als zonen Johan en Bartholomeus. Deze Bartel trouwde op 28 december 1697 voor de pastoor te Leende met Maria Bijnen. Johan, de andere zoon, trouwde op 7 oktober 1690 eveneens te Leende voor de schepenen (2) met Hedwich Sophie Bijnen, dochter van Jan Bijnen, eveneens valkenier.
Johan Vermeulen gaat op Leenderstrijp wonen. Hij wordt een bekend valkenier bij de keurvorst van Beieren.
Johan overlijdt in 1749. Hij heeft dan nog twee zonen in leven namelijk: Jacob (A) en Francis (B). Zij deelden op 30 januari 1753 de obligaties etc. zoals hiervoor reeds vermeld.
A. Jacob Vermeulen, meester valkenier bij de keurvorst van Beieren en de markgraaf van Ansbach, trouwt op 31 januari 1731 voor de pastoor te Leende met Petronella Hoeben. Hoewel er meerdere kinderen waren geweest, heeft Jacob slechts een dochter Maria Sophie als zijn erfgenaam. Zij was op 18 juli 1735 te Leende gedoopt en trouwde met Francis Vermeulen uit Dommelen.
B. Francis Vermeulen, broer van Jacob, was op 23 september 1717 te Leende gedoopt. Hij trouwde er op 25 augustus 1743 voor de schepenen (3) met Elisabeth van Engelen. Francis gaat in Leende wonen en heeft er een brouwerij (4).
Op 15 februari 1770 vinden we een "Staat en inventaris van alle de goederen zo roerende als onroerende, gelden, renten en obligatien, active en passive schulden, nagelaten bij wijlen de Heer Jacobus Vermeulen (A) gewoont en op den 27 jan. 1770 overleden te Leenderstrijp." (5)
Die inventaris, zo'n 22 bladzijden omvattend, werd opgemaakt door Francis vermeulen in zijn hoedanigheid als vader en voogd van zijn minderjarige dochter Anna Petronella Vermeulen verwekt bij wijlen Maria Sophia Vermeulen, dochter van wijlen de heer Jacob Vermeulen voornoemd (A) en alzo als zijn enige erfgenaam.
In 15 hoofdstukken werden alle eigendommen van Jacob vermeld.
Het eerste hoofdstuk begon met de vaste goederen van heer Jacob Vermeulen als in huwelijk met Petronella Hoeben gehad, volgens scheiding en deling gepasseerd voor de schepenen van Heeze-Leende op 8 oktober 1733 en een deling met zijn broer Francis gepasseerd te Heeze op 27 oktober 1741. Hierbij waren de volgende percelen, allen gelegen op Leenderstrijp:
- een perceel akkerland "de helft van den Frankenborg”, groot 19½
roeden;
- een perceel groese "dat vijfde gedeelte van Eelken Wuiten", groot 8 roeden;
- een perceel erfs "dat gebust in de Jansborgen".
- een perceel erfs "dat half torfveld in de broeken", groot 17½ roeden;
- een perceel groese "den beemt aan den dijk van Maria Jan Maas", groot 101 roeden;
- een perceel groese “den wekenhorst van Peeter Corsten van Mol”, groot 60½ roeden;
- een groot huis, schop en bakhuis, hof en "aengelagh", groot 174½ roeden, gestaan tot Leenderstríjp;
- een perceel akkerland "den Soe-acker", groot 66½ roeden;
- een perceel akker "den halve capel-acker”, groot 15 roeden;
- dat veld in de bus, groot 142 roeden;
- een perceel akker "dat land aan Dirk Cissel cuil omtrent den molenbergh”, groot 28 roeden;
- een perceel akker "het heutackerken van Arnoldus Bul”, groot 65 roeden;
- een perceel groese "den beempt aan den dijk", groot 144 roeden;
- een groese "dat klein-veltie", groot 49½ roeden;
- een groese "dat velt van Tijs Herberts en Tielens gelagh", groot 131 roeden;
- een beemtgroese "den beemt in de weeskenshorst", groot 127 roeden;
- een groese "den beemt van Jan Thijs Hannen in de reesten”, groot 121 roeden;
- een groese "den dries in de schoorhorst van Hendrik Thijs van Hoof", groot 79 roeden; -
- een stuk heiveld in de broeken;
- de helft van een heiveld gelegen aan den paalhoek;
- een heiveld.
Verder staat er vermeld dat Heer Baron van Holbach, Heer van Heeze-Leende aan wijlen de heer Jacob Vermeulen een visvijver heeft geschonken. Deze vijver, “den ketelbueters blijk” lag onder Leenderstrijp.
In het tweede hoofdstuk wordt het kontante geld vermeld. Behalve dukaten en ander klein geld was er een aantal gouden penníngen die door de zilversmid Leheu in het sterfhuis gewogen zijn en door hem beschreven: "een extra grote gouden penninck met twee bortsbeelden verbeeldende het portret van de marckgraaf en marckgravin van Anspagh omschreven met letteren geabaivieert, wegende agt oncen negen en half engels, getaxeert ieder ons 44 gld. zijnde 372-18-0 (of fl. 372,90)."
Met Anspagh wordt bedoeld Ansbach, vroegere residentie van de markgraven van Brandenburg - Ansbach. Deze gouden penning was natuurlijk door de markgraaf aan valkenier Vermeulen geschonken. Verder was er:
"een gouden penninck omwonden met loofwerk, beslagen met een borstbeeld van Maximiliaen."
Verder allerlei gouden voorwerpen en zelfs een diamanten kruis.
In het derde hoofdstuk zien we bij het zilverwerk een ”silveren vaas overguld wegende 43 oncen agt engels à 50 st. per once getaxeert als 108-10-0."
Er is een zilveren koffiekan van 60 gulden, er zijn zilveren kandelaars, bekers, een tabaksdoos en allerlei kleine voorwerpen, zo ook nog "12 silveren lepell en 12 fucietten in 2 dozen expres daertoe gemaeckt wegende samen 44 once 16 engels en geschat op 112-0-0.”
In het vierde hoofdstuk voor meer dan 5000 gulden aan obligaties, het merendeel ten laste van de stad Weert.
Behalve allerlei huisraad, aardewerk, linnen en tinwerk en koperwerk vinden we in het zesde hoofdstuk bijvoorbeeld 36 paar lakens, 80 servetten, 54 paar witte garen kousen, 59 onderhemden, om zo enkele te noemen.
Bij de klederen vinden we een groene rok met een rood kamizool, een blauwe rok met een geel kamizool, 5 hoeden, 3 fluwelen mutsen. Bij de dieren in het veertiende hoofdstuk worden vermeld: 1 paard (schimmel), 1 bonte os, 3 melkkoeien, rood, zwart en grijs, 1 zwarte vaars, 2 jachthonden, 2 hoogkarren. In het vijftiende hoofdstuk vinden we bij de schulden voor 70-18-0 aan begraafkosten en als deklaratie voor dokter Caris 27-4-0. Er blijkt 4-12-0 betaald te moeten worden voor geleverd vlees aan het sterfhuis door de slachter Turken uit Eindhoven. Zilversmid B. Leheu had nog 5-5-0 tegoed voor het wegen van zilver en goud.
Al deze goederen werden in 1770 door Francis Vermeulen geerfd van zijn schoonvader Jacob Vermeulen, een niet onbemiddelde valkenier uit Leenderstrijp zoals uit dit beknotte overzicht van zijn bezittingen U wel duidelijk zal zijn geworden. Die rijkdom van valkenier Johan Vermeulen was mede te danken aan de fanatieke valkenjager, de markgraaf Carl Wilhelm Friedrich van Brandenburg - Ansbach (1712-1757) die praktisch zijn gehele leven met de jacht op Valken bezig is geweest en waarvan Johan die gouden penningen had ontvangen (4).
Bronvermelding:
(1) RA Heeze R17O; fol. 53 e.v.; d.d. 30-01-1753.
(2) RA Heeze 8.
(3) RA Heeze 11.
(4) Heemkronyk, jrg. 11, december 1972, blz. 51.
(5) RA Heeze R175; fol. 56 t/m 78 verso; d.d. 15-02-1770.
(6) Vorstelijke Vliegers en Valkenswaardse Valkeniers, Oorschot, J.M.P. van; p.140 (over Ansbach).