Heemkronyk jaar:1981, jaargang:20, nr.3 en 4, blz.207- 221
HET GEHUCHT BRUGGERHUIZEN
Door: A.C.Maas
INLEIDING
In een beroemd opstel ”Vom Nutzen und Nachteil der Historie fürs Leben” (1873) heeft Friedrich Nietzsche een drietal houdingen ten aanzien van het verleden onderscheiden; geschiedenisstudie wordt vanuit de volgende houdingen bedreven:
a. de monumentale geschiedenisbeoefening: uit een houding van ontzag wordt de aandacht gevestigd op het exemplarische, voorbeeldige, boventijdelijke, dat in een edel karakter, een heldhaftige daad, een geniale prestatie besloten ligt. Deze geschiedenisbeschrijving geeft troost en steun, fungeert als ethische garant (Spranger), en is levenverwekkend. Het gevaar van mythologisering en het gevaar van konservatisme zijn groot: het verleden kan zozeer geidealiseerd worden dat het nieuwe per definitie verdacht is; alles wordt gemeten met de maat van het verleden;
b. de antikwarische geschiedbeoefening: uit een houding van dankbaarheid wordt het verleden gezien op een eerbiedige, behoudende, bewarende wijze; een piëteitsvolle wijze van geschiedenisstudie die vooral dankbaarheid ten aanzien van het eigen verleden uitdrukt, en die daardoor levensbeschermend is. Het gevaar voor overschatting van het eigen verleden (dus voor nationalisme, provincialisme, regionalisme, chauvinisme) is steeds aanwezig. De monumentale en de antikwarische geschiedenisbeoefening kunnen samengaan, waardoor ook de gevaren samen kunnen gaan. De antikwarische geschiedbeoefening beleeft momenteel op lokaal en regionaal vlak een opbloei.
c. de kritische geschiedenisbeoefening: vanuit een houding van ontmaskering wordt het verleden vooral beoordeeld en vaak veroordeeld, dus een negatie van een aantal aspekten van het verleden. Dergelijke kritische geschiedenisbeschouwing (zoals te vinden is in theorieën van Marx en Freud, van Ter Braak en vele moderne historici) heeft een bevrijdende funktie in het kader van de tijd waarin de kritische beschouwing plaatsvindt, en is daarom levenbevorderend. Het gevaar van deze wijze van beschouwen is dat de verwerping van aspekten van het verleden al aan de gang is voordat het verleden echt gezien is. Het is op het eerste gezicht duidelijk dat sinds de Tweede Wereldoorlog deze wijze van geschiedenisbeoefening vaak domineert.
Voor mijn verhaal over het Gehucht Bruggerhuizen, waar ik zelf zo graag woon, geldt duidelijk de tweede houding: ik heb niets monumentaals te bieden noch iets te ontmaskeren, maar ik wil wel fragmenten van een geschiedenis presenteren in de hoop dat in alle voortgang en vooruitgang dit gehucht zijn karakter voldoende kan behouden.
Bruggerhuizen is een buurtschap aan de Tongelreep. Voor de mensen uit Wedert (dat is de oude naam van Valkenswaard) woonde men in Bruggerhuizen op "gheen Tongelreep" (12).
Hoewel gelegen in het gebied van de Heerlijkheid Heeze - Leende, is Bruggerhuizen altijd sterk georiënteerd geweest op Valkenswaard. Het gehucht ligt in de driehoek Leende - Valkenswaard - Achelse Kluis. Dat we het verleden van dit gebied overigens niet moeten romantiseren, is gemakkelijk aan te tonen door te beschrijven hoe ook deze streek getroffen werd door plundering en andere rampen, hoe groot de armoede en ellende vaak was, en hoe weinig uitnodigend dit gebied eens geweest moet zijn. Dit laatste vinden we "smakelijk" beschreven in de in 1885 verschenen ”Geschiedenis van de Achelse Kluis" (1) door Edmundus van Well. Deze auteur beschrijft het gebied van de Tongelreep waaraan Bruggerhuized gelegen is, als volgt:
"Volgens Caesar en Strabo was het een land van slechte ontoegankelijke bosschen, van vuile en stinkende moerassen, van zandige en dorre heiden, van schrale en zure gronden. Vergelijkt men de getuigenis van latere schrijvers met die van de romeinschen veldheer en geschiedschrijver dan kan men zich een denkbeeld vormen van een afgrijzelijke toestand dezer plaats; de natuur had al haar bekoorlijkheid verloren in dit vervaarlijk oord.
De Warm- of Molenbeek, van Caulille afdalende, slingerde hare magere waters tusschen wilde struikgewassen en eeuwenoude boomstronken door de zandige heide van het land van Grevenbeek. Langs haar modderige boorden vormde zij links en rechts moerassen, broekgronden en waterpoelen die de lucht met vuile dampen besmetten; op den boord der Vereenigde staten verwisselde zij haren naam in dien van Tongreep; zij vervolgde haren kronkelkoers op het bataafsch terrein, in hare diepe bochten een menigte visch achterlatende en wierp zich te Gestel bij Eindhoven in de Dommel. Ten westen der plaats doorkliefde de destijds nog smalle Habroekerloop de Achelse heide en dreef het rechts en links opgevangen water in de lagere vlakten van het land van Grevenbroeken deels over de grenzen van de Vereenigde Staten op het grondgebied van Valkenswaard. Zuidwaarts hadden zich in de laagten verscheidende vennen of waterpoelen gevormd, die, nu aangroeiende dan afnemende, den tocht langs hunne weeke slijkzoomen belemmerden.
Aan de oostzijde, op den weg naar Soerendonk, verhief zich een keten van zandduinen die zich naar de grilligheid der windvlagen dan links dan rechts verplaatsten en vaak den doortocht versperden. Een diep woud, waarin heestergewassen tusschen eeuwenoude beuken en eiken opgroeiden, verbond de plaats aan de kom der gemeente en verborg in zijnen donkeren boezem slechts wilde beesten en schadelijke insekten. Geen enkel spoor van eenig menschelijk verblijf bood zich in deze afgrijselijke woesternij aan.”
DE NAAM BRUGGERHUIZEN.
Een verkenning van de toponomie i.v.m. Bruggerhuizen is momenteel wel erg gemakkelijk geworden door de prachtige studie van de plaatsnamen in en om Valkenswaard van H. Mélotte en J. Molemans (10). Uit hun boek (Noord-Brabantse plaatsnamen, monografie 1, Valkenswaard, Brabants Heem 1978) citeren we hier de belangrijkste passages die te maken hebben met "Bruggerhuizen". (Voor de fonetische schrijfwijze verwijzen wij U naar bovenvermeld boek.)
111. BRUG: beembt omtrent d’brugge, aen de tongelreep, 1501, R47-13v; een beempt tot wedert op die brugge, 1524, R63: die brugge aen de gemeijn heerbaen, 1576, R105; de santenbeempt gelegen op de brugh, 1657, R126-11. - Identiek met Leenderbrug (z.a.).
Deze brug was vóór 1872, toen de provinciale weg Leende - Valkenswaard werd aangelegd, de belangrijkste rivierovergang van de Tongelreep in Valkenswaard. Uitsluitend via de weg over de brug, de Bruggerdijk (nr.115), kon men met paard en kar de gemeenten Budel, Hamont en Leende bereiken. Om die reden vinden we sinds 1729 ook de naam Leenderbrug voor deze rivierovergang vermeld, hoewel de naam Brug tot vandaag de gangbare benaming is gebleven voor deze brug en omgeving. Zie ook: Heezerbrug, Kluizenbrug, Malpadbrug, Stenenbrug.
112. BRUGGERAKKER(S): de mollenacker in de bruggerackers, 1695, R12-187; de neerkensacker in de bruggeracker, 1734, R184-215; de brugger akker, 1832, Kad. Min. OAT: C496 t/m 577; bouw- en weiland, hakhout; 32b.
1. De bruggerakker, 1842, Kad. 30-71: C 572; bouwland, 12r 50e.
2. Idem, 1856, FA 1: C521; bouwland; 19r 10e.
Het is onwaarschijnlijk dat deze akker genoemd is naar de brug over de Tongelreep (nr.111), die ongeveer 1 km. zuidelijker ligt.
De naam is wellicht eerder genoemd naar de omstandigheid, dat vrijwel elke boerderij uit het gehucht Bruggerhuizen onder Leende (grenzend aan de Tongelreep bij de bnug) hier ten minste een akker had liggen {Kad. OAT). In de nabijheid van dit gehucht konden immers geen rendabele akkers uit de heide gewonnen worden. Vandaan: akkers in bezit van de inwoners uit de Bruggerhuizen: vgl.: Leonardt Hendricks Stijmans woonende op bruggerhuijs, 1669, GAQ 107a; wonende op de brugger huijsinge, 1699, R 168; Gijsbert Roijers op de bruggerhuijs, 1730, R 134-69; bruggerhuijsen, 1715, Q 33.
113 BRUG(GER)BEEMD: den bruggerbeemt, 1576, R 105; den bruggebempt aen de tongelreep, 1608, R 114-34; de brughbeemt, 1694, R 130; den bruggerbeemt aen de mollestraet tegen de tonreep, 1701, R 131; de brugbeemd op de tonreep, 1814, GAQ 29. - Zie Beemd.
a. VOORSTE BRUGBEELD: de voorste brugbeemd, 1856, KA 131-2: C 696; weiland: 14r 80e.
Beemden gelegen ten noorden van de brug op de Tongelreep; in 1832 als Brugsevelden (nr. 117) vermeld. Ook Stapkesbeemd (z.a.) genoemd.
114. BRUGBERG: een beemd omtrent den brugberch, 1608, R 114-32; het eussel aen den brugberg, 1612, R 116-27v; beemd aen de zeelberch tussen de tongelreep en brugberch, 1659, R 126-109v. - Zie Berg.
Zandverstuivingen genoemd naar de ligging bij de Brug (nr. 111). Ook Stapkes- en Zandberg (nrs. 853 en 1005-2) genoemd.
115. BRUGGERDIJK: beemd aen de bruggerdijk, 1658, R 126- 36; de bruggerdijk, 1714, R 133; den bruggerdijk van den dikkenbosch naar de leenderbrugh, 1815, GAQ 29. - Zie Dijk.
Weg van het Hoekske, via Dikkenbos en Zeelbergseakkers, naar de Brug (cfr. supra). Eveneens Dijk, Dijkstraat, Hamontsedijk en Heerbaan genoemd. Is op één deel na (dat thans Stepkesweg heet) geheel verdwenen.
116. BRUGSHEIDE: de brugsche heide, 1832, Kad.min.: C 710 t/m 714; heide (58b) en water (3b 17r). - Zie Heide.
Heideterrein bij de Brug (cfr. supra).
117. BRUGSEVELDEN: de brugsche velden, 1832, Kad.min. OAT: C 684 t/m 709; hooiland (5b), hakhout (1b 10r), weiland (1b 54r) en heide (2b 44r). - Zie Veld.
Eveneens benoeming naar de ligging bij de Brug (cfr. supra), maar vóór 1832 enkel vermeld als Brug(ger)- beemd (nr. 113).
118. BRUGVEN: het brug ven, 1832, Kad.min.: C 710; water; 3b 17r 70e. - Zie Ven.
Door zandverstuivingen omgeven ven bij de brug (cfr. supra).
Als men met andere bewoners van Bruggerhuizen en Zeelberg praat, hoort men nog wel de oude namen Bruggerakkers-Bruggerbeemd-Brugkesgroes-Brugse Hei en Bruggerdijk. De namen Bruggerhuizen en het Brugven zijn meer algemeen bekend. De Stepkesweg, die naar een "stepke" of houten bruggetje over de Tongelreep is genoemd, verleende vroeger toegang tot de Mollenvelden onder Leende. Dat bruggetje heette in de zeventiende eeuw de Brugberch, en die naam illustreert van hoe vitaal belang de brug voor Bruggerhuizen toen was. Vanaf de Tongelreep bij de Stepkesberg tot aan de Dommen schijnt in vroeger tijd een gracht gelopen te hebben. Deze gracht, volgens Mélotte en Molemans (10), in 1480 bekend als Baustgrave en naderhand verbasterd tot Bautsgraft (1537), Balsgracht (1667) en Palsgracht (1767), deed onder andere dienst als verdedigingswerk. De noordelijk ervan kamperende troepen hadden er immers een goed uitzicht op alle wegen die ons grondgebied vanuit het zuiden bereikten. De gracht werd verder ook gebruikt als transportmiddel voor onder andere turf. Ik weet niet of te achterhalen is hoe deze gracht precies gelopen heeft: een interessante zaak om uit te zoeken.
De naam Bruggerhuizen of Leenderbrug duikt - zoals we zagen - op tussen 1500 en 1600, maar men kan veilig aannemen dat het gehucht al veel langer bestaat. De hypothese dat de hei van Bruggerhuizen de oudste woonplaats van Wedert (Valkenswaard) en omgeving is geweest is een kwestie van archeologisch onderzoek: zo is de vroeger door stropers vaak besproken Heksenberg teruggevonden en kon vastgesteld worden dat deze berg een grafheuvel is.
Over de eerste bewoning van deze streken kan men in het algemeen zeggen dat ze dateert van het eind van de laatste ijstijd (11). Eerst even voor het gemak een schema met enige jaartallen (11).
Het klimaat verbeterde toen langzaam zodat er een ijl toendraklimaat ontstond. Deze eerste bewoners waren zwervende rendierjagers die hier de winter doorbrachten. Dat kan bewezen worden via opgravingen uit deze periode: de oude steentijd. Het betreft vooral vuursteen voorwerpen (klingen, spitsen, schrabbers e.d.).
In de midden steentijd was het klimaat al veel gunstiger. De ijstijd was voorbij, de plantengroei evolueerde van toendra naar bosgebieden (de dennenbossen en berkenbossen en later bossen met eiken en elzen). Kleine stenen werktuigen (microlythen) wijzen op de aanwezigheid van mensen in die tijd. Ze leefden van jacht en visserij en uiteraard van in het wild groeiende planten en vruchten. Archeologen hebben op de Stepkesberg bij Bruggerhuizen tijdens een opgraving in 1967 naast stenen werktuigen en splinters ook een aantal vuurhaardjes en de zitplaats van een vuursteenbewerker gevonden. De plaatsen waar mensen zich voor bepaalde tijd vestigden waren de hoge zandruggen langs Dommel en Tongelreep. Pas in de nieuwe steentijd ontstaan er vaste nederzettingen en gaan de mensen zich wijden aan landbouw en veehouderij. Landbouw en veeteelt ontwikkelen zich, allerlei aardewerk wordt vervaardigd, de bewerking van vuursteen verfijnt zich opmerkelijk, grafmonumenten worden aangelegd.
Het gevolg daarvan is a.h.w. een kulturele revolutie. De eerste heidevelden ontstaan en breiden zich uit onder invloed van het toenemend aantal op een vaste plaats gevestigde inwoners. Hier kan het begin liggen van de schapenteelt. De levensgewoonten veranderen niet veel in de bronstijd. De naam "bronstijd" is voor deze steden ook wel wat overdreven. De doden werden begraven in boomkisten onder grafheuvels die opgebouwd werden uit heideplaggen. Tegen het einde van de bronstijd gaat men over tot verbranding van de doden. De as werd in kleine kisten en later in urnen onder grafheuvels bijgezet.
De vondsten op de Stepkesberg en enig grafheuvelonderzoek maken aannemelijk dat Bruggerhuizen een zeer oud gehucht is.
BRUGGERHUIZEN OP DE KAARTEN.
Bruggerhuizen ís altijd een belangrijk knooppunt van wegen geweest en is niet zomaar een simpele driesprong. Als we uitgaan van de oudste kadastrale kaart van 1832, dan dringt zich bij het bekijken van oudere kaarten de gedachte op hoe onbetrouwbaar deze kunnen zijn. Zo tonen de beroemde kaart van de Meierij van Verhees (1794) en de kaart van de provicie Noord-Brabant (1826) telkens vier gebouwen, maar de oudste kadastrale kaart van 1832 geeft negen boerderijen met bijgebouwen. (Oudere kaarten blijken vaak grotendeels natekeningen van heel oude kaarten, bijvoorbeeld de door Willem Bleau ontworpen kaart is veelvuldig nagemaakt.) De in 1980 prachtig uitgegeven Historische kaart van Noord-Brabant 1795 i.v.m. de schepenbanken vermeldt Bruggerhuizen in het geheel niet (13). Wel is uit de toelichting op te maken dat Bruggerhuis juridisch met Borkel of Leende te maken had. Ten dele behoorde het tot Borkel en Schaft en ten dele tot Leende; de Tongelreep vormde de grens. De kaart van Verhees en diverse oudere kaarten laten duidelijk zien dat Bruggerhuizen een knooppunt van verbindingswegen was: zo begon op Bruggerhuizen een weg, de dreef, langs Leende naar Heeze, dwars door de heide. Op Bruggerhuizen (waar tot de Tweede Wereldoorlog nog een herberg was en jaarlijks een eigen kermis werd gevierd) troffen elkaar de wegen naar Leende, naar Leenderstrijp, naar Hamont, naar Achelse kluis en naar Valkenswaard.
De weg langs Leende naar Heeze is op een kaartje in A.C. Brock's "De stad en meierij van 's-Hertogenbosch” (1825) goed te zien (9).
De perceelindelíng volgens de kadastrale kaart van 1832 is grotendeels en de nummering ervan nog steeds geldig, maar door de ruilverkaveling "Schaft" zal dit oude erfgoed wel spoedig opgeruimd zijn.
DE MENSEN DIE ER WOONDEN.
Door zijn uitzonderlijke liggen is Bruggerhuizen altijd een buurtschap geweest van mensen, die zich bezighielden met veeteelt, vooral met het schapenbedrijf, landbouw, huísnijverheid, handel en natuurlijk de valkerij. De meeste valkeniers woonden of waren afkomstig van de woonplaatsen aan de Heerbaan die vanaf de brug (Bruggerhuizen) dwars door Valkenswaard naar het noorden liep. Het is ook de weg waarover zich in 1742 de troepen verplaatsten. Misschien is via deze verplaatsingen het werk van de valkeniers alom bekend geraakt.
Diverse inwoners van de Brug waren aan de adellijke hoven verbonden (3,8).
Willem Wouters van de Brug en zijn zoon Pieter waren beiden valkeniers van prins Maurits. Ook Jan Bruggen, valkenvanger bij de Kolabaai, woonde in 1740 aan de Leenderbrug. De heide werd ook door de mensen van Bruggerhuizen allereerst gebruikt om de schapen, beesten (runderen) en varkens te weiden. Het winnen van strooisel voor de potstal was eveneens belangrijk. Verder werden er brandzoden uit de heide gewonnen; de turf werd gestoken om het tekort aan brandstof te dekken. Vorst- en dakrussen stak men in de taaie zoden van 's-zomers droog gevallen vennen.
Andere heide-opbrengsten waren: honing (zoetstof) en was (kaarsen); verder werd wit zand voor in den herd en ook hoogzand gehaald. Bezems en boenders maakte men van heide en berketwijgen. De heide leverde verder leem voor het stampen van lemen huisvloeren en voor het besmeren van wanden. Deze wanden werden uit stro of tenen tussen latten en staanders gevlochten.
Verschillende bekende families uit de geschiedenis van Valkenswaard kwamen van Bruggerhuizen; Mélotte (10) noemt onder meer de familie Rijnders en de familie Verbruggen of Van Burggen.
Op verschillende manieren kan men nagaan (zie hoofdstuk ONDERZOEK NAAR DE GESCHIEDENIS VAN BRUGGERHUIZEN) welke mensen op Bruggerhuizen gewoond hebben: gesprekken met oude mensen helpen je ook vooruit.
Een oudere dame had wel op heel bijzondere wijze in haar geheugen vastliggen wie de bewoners van De Brug waren toen zij er zelf als kind woonde; ze zei het volgende versje op:
Miet van Doren was
zijn blokken verloren;
ze liggen in den eert,
zei Jan van Weert;
ik zal ze gaan haelen,
zei Jan Paolen;
Ge zallet wel laote,
zei Fonske Baoten;
Cilleke Jansen
stond erbij te dansen,
Cilleke Verheyen,
stond erbij te kraaien.
De oud-bewoners vertellen over zaken als:
- werd er geen bier geschonken bij feesten dan volgde een afstraffing met zakken "gier" voor de deur;
- de kermis op Bruggerhuizen omvatte een danstent met draaiorgel, mallemolen en snoepkraam; de kermis werd gehouden op de ruimte voor de herberg daar waar drie wegen bij elkaar kwamen;
- bij begrafenissen ging men "sieren": een dokkar werd opgetuigd met palmtakken en papieren rozen.
Er hebben al heel wat gesprekken met graag vertellende oudere mensen plaats gevonden en dat leidde tot heel veel interessante maar voor dit artikel te gedetailleerde informatie. Verder ben je aangewezen op allerlei archiefonderzoek. Dit archiefonderzoek (zie hoofdstuk ONDERZOEK NAAR DE GESCHIEDENIS VAN BRUGGERHUIZEN) is nog in beperkte mate gebeurd. Een boeiende bijdrage in dat kader is geleverd door de Heer J.Baeten uit Westerhoven die de huwelijken van op Bruggerhuizen geboren personen inventariseerde die tussen 1710 en 1795 gesloten werden voor de dominee te Valkenswaard, dus tijdens de protestantse suprematie. Ter illustratie laat ik deze lijst hier volgen:
Wij hebben de indruk dat het aantal bewoners van Bruggerhuizen gedurende de laatste eeuwen, dat wil zeggen vanaf 1600 ongeveer, zich beweegt tussen 40 en 80. In elk geval woonden in de vorige eeuw voldoende kinderen op Bruggerhuizen om een school op Leenderstrijp te wettigen; het staat vast dat het mede tot stand komen van die school medebepaald werd door de kinderen van Bruggerhuizen.
Inzicht in de aantallen bewoners in de loop van de eeuwen, het komen en gaan van families, de aantallen kinderen, de bereikte leeftijden hebben we echter nog niet. Momenteel telt Bruggerhuizen negen "bedoeningen" met bijna 50 inwoners.
De landerijen zijn grotendeels in gebruik t.b.v. veeteelt. Opmerkelijk is hoe de bewoners hun gehucht ook in ecologisch opzicht vaak verfraaid en verbeterd hebben. Het gehele gebied is landschappelijk waardevol, hier en daar zelfs uniek en het grenst aan belangrijke stukken natuurreservaat (12).
FAUNA EN FLORA VAN BRUGGERHUIZEN.
Een groep l.V.N.-kursisten heeft in 1979 een onderzoek (12) verricht naar de flora en fauna van Bruggerhuizen dat in hun rapport "uniek" genoemd wordt. Van grote betekenis in het Bruggerhuizense landschap is uiteraard De Tongelreep die in de negentiende eeuw is gekanaliseerd, d.w.z. ontdaan van zijn wildste kronkels. Aan dit rapport ontlenen we enige gegevens en het hierbij afgedrukte kaartje:
Geologisch gezien is de situatie van Bruggerhuizen als volgt het ligt in de centrale slenk van het Brabantse massief, dus tussen de Kempenhorst en de Peelhorst. Deze centrale slenk is door de Tijn en zijn toenmalige zijrivier de Maas opgevuld met grof zand, vermengd met grind. Deze opvulling noemt men de formatie van Sterksel. De Rijn leverde zand, de Maas grind (11).
De Sterksel-zanden ligt nu op ongeveer 30 meter diepte. Er bovenop zijn in de laatste ijstijden door smeltwaterriviertjes en door wind, fijn zand en leem afgezet (men kan er zeer dikke lagen leem aantreffen) met daar overheen de door wind aangevoerde dekzanden.
De Tongelreep doorsneed deze dekzanden en zette voedselrijk materiaal af dat vruchtbare grond opleverde die dan ook ontgonnen werd.
Belangrijke natuurreservaatplaatsen op Bruggerhuizen zijn de Stepkesberg, het Brugven, het aan de Tongelreep gelegen moerassig bos (de Kongo) en de Mollenvelden die aan de Staatsbossen grenzen. Sinds de vorige eeuw, toen de kunstmest zijn intrede deed, zijn de heidegronden ontgonnen en teruggedrongen naar kleine gebiedjes.
Bruggerhuizen blijkt volgens het l.V.N.-rapport (12) (er worden vele planten genoemd, waaronder vele honderden paddestoelen en mossen) nog een rijke gevarieerde begroeiing te kennen.
Er huizen 70 verschillende vogelsoorten, de variatie insekten is zeer groot, maar het aantal zoogdieren is niet bijzonder groot; het rapport vermeldt: de bosmuis, de eekhoorn, de egel, de haas, het konijn, de mol, de ree, de veldmuis en de veldspitsmuis; een opsomming die echter be- slist onvolledig is.
Het zal verder wel duidelijk zijn dat de landbouwmechanisaties, het gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen, de toenemende rekreatie, de stroperij en ook de jacht en niet te vergeten de ruilverkaveling, lang niet altijd positief bijdragen aan een harmonisch milieu (5).
ONDERZOEK NAAR DE5 GESCHIEDENIS VAN BRUGGERHUIZEN.
Wie er woonden op Bruggerhuizen in de loop van de eeuwen en welke transakties plaatsvonden kan men nagaan via:
- het parochie-archief te Leende dat in 1582 begint;
- het gemeentelijk bevolkingsregister (vanaf 1820) van Leende;
- het rijksarchief in Den Bosch in verband met notariële akten (verkoop, afdeling boedelscheiding);
- het archief van het Waterschap De Dommel te Boxtel;
- het armenboek van Valkenswaard;
- de kadastrale kaarten met de aanwijzende tafel in het gemeente-archief van (Heeze-) Leende en daar ook voor wat betreft belastingen e.d.;
- het archief van de diakonie van de protestanten in Valkenswaard.
Interessant werk ligt er genoeg: men kan alleen werken en dat kost veel tijd; mijn gedachten gaan uit naar ofwel een werkgroep ofwel een geheel van deelonderzoeken bijvoorbeeld door studenten Geschiedenis die een werkstuk moeten maken. Een bijzonder interessant onderzoeksobjekt zou kunnen zijn een molen, "De Vloeit" geheten, die - naar men beweert - op Bruggerhuizen heeft gestaan en die o.m. toebehoorde aan de gemeentesekretaris van Leende, de Heer De Nobel.
Zonder enige twijfel zal het gelukken om mensen voor dit alles te interesseren, o.m. hopelijk via deze verkennende dokumentaire waarvan de pretenties niet verder gaan dan in de Inleiding is gesteld: een stukje antikwarische geschiedbeoefening.
Bronvermelding:
(1) Geschiedenis van de Achelse Kluis (1875) door Edmundus van Well (1827-1895), Jong, D. de; Achelse Kluis 1975.
(2) Geschiedenis van Leende, Zanden, S. van der, e.a.; 1974 p. 78, p. 85.
(3) Vorstelijke vliegers en Valkenwaardse Valkeniers sedert de zeventiende eeuw, Oorschot, J. van; Tilburg, 1974.
(4) De heerlijkheid van Heeze, Leende en Zesgehuchten, Meindersma, W.; Zaltbommel,1911.
(5) De functie van de ruilverkaveling en het landbouwbeleid, of Beloftes maken schuld, Huybregts, M., e.a.; T.H. Eindhoven, 1976.
(6) Lind dè is de sgonste plats, Iven, W., Gerwen, T. van; Leende, 1974.
(7) Landschapsonderzoek agglomeratie Eindhoven; april 1977.
(8) Van Wedert tot Valkenswaard, Bots, J., Mélotte, H.; Valkenswaard, 1977.
(9) De stad en meijerij van 's Hertogenbosch, Brock, A.C.;1825.
(10) Noord-Brabantse Plaatsnamen, monografie 1 Valkenswaard, Mélotte, M., Molemans, J.; Brabants Heem, 1978.
(11) Cursus Prehistorie en Geschiedenis van de omgeving van Eindhoven, Kakebeeke, A.; 1975 (4).
(12) Bruggerhuizen, I.V.N.-werkgroep, 1979.
(13) Historische kaart van Noord-Brabant 1795.