De Bijzondere Heezenaar............

Heemkronyk jaar:1981, jaargang:20,  nr.3 en 4,  blz.222- 225

DE BIJZONDERE HEEZENAAR ...........

Door: C. Vos

„Ach Heeze is zo fijn," zei Martine romantisch-gestemd. „Ja?" vroeg haar zoon ongeinteresseerd. „Je hebt geen idee ......." Martine klonk, zonder meer, geemotioneerd. En dat kwam, misschien, omdat ze samen met tientallen anderen al enkele uren bezig was het afscheidsfeest van Jo en Jo Paans van café "de Zwaan" te vieren. Wát een afscheidsfeest! Wát een cafe ook. En dan „Jojojojojojojo," zoals een van de meest trouwe stamgasten het zong. Ze mochten er zijn, heer Jo en mevrouw Moeke Jo Paans. „Wat zullen we ze missen," zuchtte Martine. De royaal geschonken drankjes van Jo+Jo waren toch al hoog in haar hoofd terecht gekomen, Martine zweefde meer dan anders en van nature deed ze dat al graag en veel.

„Jij bent nog steeds vol van Heeze" stelde haar zoon vast, „zou je er werkelijk terug willen? Wonen? En dan voorgoed?" „Ja. Ja, nou en of. 0 ja....."

„Ja, maar waaróm? Wat is nou het bijzondere van Heeze? Ik zie het niet." „Andries, je hebt geen gevoel! Hoe bestaat het: mijn zoon, die niet ziet, waarom Heeze iets...eh...bijzonders is. Die sfeer hier hè, die doet 't 'm. Hoe zal ik het zeggen? Ja...kijk....we hebben al in verschillende dorpen gewoond, we houden van wonen in dorpen en het waren allemaal mooie dorpen, maar Hééze....."

„Maar Hééze......? Ga verder mama?" „Nou, de mensen bijvoorbeeld. Die zijn aardiger dan de mensen van andere dorpen. De mensen van Heeze laten iemand vrij. En je mág in Heeze anders zijn zonder dat je daarom beroddeld of uitgelachen wordt. Weet je, ik heb altijd het gevoel gehad, dat je in Heeze jezelf mag zijn. Snap je dat Andries? Begrijp je wat ik bedoel?"

„De Bijzondere Heezenaar," spotte Andries, „die Zeer Bijzondere, Brave, Fijne Heezenaar. Je hebt echt een borreltje op, mama. Het is maar goed dat we de feestelijkheden bij Paans even hebben verlaten om een frisse neus te halen. Straks verklaar je ze nog heilig."

„Je bent ontzettend flauw, Andries. Het heeft niets met drank te maken. Ik hou ècht van Heeze en van de mensen hier. Ze zijn gewoon bijzonder aardiger tegenover nieuwkomers.

Toen wij hier kwamen wonen hebben we nooit het gevoel gehad dat we wantrouwig of kritisch werden bekeken. Trouwens...." Martine glimlachte dromerig voor zich uit.

„Wat: trouwens?" vroeg Andries nieuwsgierig

„We hebben elkaar hier leren kennen voor we trouwden," vertelde Martine, „we hebben hier zaaaaaalig "gevreeëjen"."

„Aha!"

„......in die prachtige bossen....kijk, hier, waar we nú lopen...moet je eens opletten....wat een bossen...en ruik je die geur?"

„Het is wel een beetje te donker om veel te zien, mama, maar het ruikt niet onaardig. Zo'n beetje als de bossen bij ons thuis, waar we nú wonen, weet je wel?"

„Wat ben jij akelig nuchter! Je hebt hier ook alleen maar als heel klein jongetje gewoond. Dat zal het wel zijn. Je weet er niets meer van natuurlijk. Dat jij en ik hier samen aan de gracht bij het kasteel zaten. Om de eenden te voeren. Dat we samen telkens opnieuw naar die grote mierenhoop in het bos gingen kijken. Die was hoog, weet je dat echt niet meer?"

„Nee..."

„Ook geen klein beetje meer? Een kind onthoudt toch?"

„lk ken wel alle konijnenholen bij óns in de bossen. En de eenden en fazanten bij ons. Zijn die niet net zo goed?"

„Maar de mensen hier, die zijn anders. En daar gaat het om. In dit dorp kun je pas verliefd zijn. We hebben hier uren aan een van de vennen gelegen. We hebben 's morgens vroeg de leeuwerikken gehoord en gezien. We hebben meegedaan aan de eerste brabantse dagen, toen we eenmaal getrouwd en wel in Heeze woonden....het was gewoon een goede tijd in het fijnste dorp van Brabant."

„Hoe kom ik aan zo'n overgevoelige moeder. Zeg mama,hebben ze in dit fijnste dorp van Brabant ook een jongerencafé? Of iets dergelijks?"

„Joh, ga mee terug naar Paans. Het is toch gezellig daar?”

„Nou ja, voor jóu wel natuurlijk. Jij ziet daar al je oude vriendjes en je Zeer Bijzondere Heezenaar. Ik wil iets anders eigenlijk."

„Andries, ga mee terug. Ik zou het zo leuk vinden als jij zo'n beetje proeft hoe hier onze vrienden zijn. Toe joh..."

„Als ik je daar nu echt zo'n REUSACHTIG plezier mee kan doen.....okee dan."

Een aardige jongen toch, die Andries. Prettig om zo'n zeventienjarige als zoon te hebben. Prettig, prettig om met zo'n goed-uitgegroeide knaap binnen te komen bij Paans en hem achteloosjesweg telkens opnieuw voor te stellen aan de laatkomers op het afscheidsfeest.

„0nze zoon Andries." 

„Wát? ls DAT Andries? Dat kleine ventje van vroeger. Neeeeeee maar....Goooh, ik wéét nog...."

Andries deed goed zijn best. Hij wilde er niet verveeld uitzien. Dat was "snobbisch", maar natuurlijk verveelde hij zich wel. De meeste mensen waren té oud of hij kende ze niet. En tóch.......

Er waren méér oude vrienden, die goed-uitgegroeide kinderen bij zich hadden. En ineens had Andries die ontmoet. Ineens zat hij aan de stamtafel met een paar andere goed-uitge- groeide kinderen. Ze lazen een stripje, ze geeuwden gezamelijk lichtelijk overdreven, ze presenteerden elkaar een sigaretje en op gegeven moment begonnen ze elkaar ook echt een beetje te zién.

"Zeg mama? Mama, luister even....dit is Charlotte hè? Charlotte, dit is mijn moeder. Zeg mama, wij zijn toch morgen ook nog in Heeze hè? De hele dag?"

„Ja, ik denk het wel, Andries, waarom?"

„Nou, ik heb het met Charlotte over die mierenhoop gehad. Zij weet waar die is want zij woont in Heeze. Het lijkt me geweldig interessant zo'n reusachtige mierenhoop. Dan kan Charlotte me die morgen laten zien, zie je?"

En de volgende dag...zo tegen een uur of zes, toen kwam Andries terug van de mierenhoop, nadat hij Charlotte netjes thuis had afgezet. Hij was net op tijd, want zijn vader begon al goed ongeduldig te worden. „Waar blijft dat jong nou? We moeten echt naar huis! Ik ga hoor. Dan komt hij maar met de trein."

Andries sprong in de auto, toen die startklaar stond. En daar reden ze, terug naar hun eigen dorp. Langs het Strabreghts plein de Geldropseweg op. Andries staarde uit het raam. Dromerig. „Ach, wat is Heeze fijn," zei hij romantisch gestemd.

„Ja?" vroeg Martine verwonderd.

„Je hebt geen idee...." Andries klonk, zonder meer, geëmotioneerd. „Wat zullen we Paans missen," zuchtte hij, „nu komen we hier natuurlijk nooit of bijna nooit meer."

„Jij bent vol van Heeze," stelde zijn vader vast, „zou je er willen wonen bijvoorbeeld?"

„Ja. Ja, nou en of. O ja....voorgoéd."

„Ja? Maar waaróm? Wat is het bijzondere aan Heeze voor jou, Andries? Ik zie het niet."

„Papa, je hebt geen gevoel! Hoe bestaat het: mijn vader, die hier gewoond heeft en die niet ziet, waarom Heeze iets...eh ...bijzonders voor mij ís? Die sfeer hier hè, die doet 't 'm. Hoe zal ik het zeggen. Ja....kijk... we hebben nou al in verschillende dorpen gewoond en het waren allemaal mooie dorpen, maar Hééze....."

„Maar Hééze...ga verder Andries?"

„Nou, de mensen bijvoorbeeld. Die zijn aardiger dan de mensen bij ons. Ze laten je zo lekker vrij hè? Weet je, ik heb het gevoel, dat je in Heeze jezelf mag zijn. Snap je dat mama? Begrijp je wat ik bedoel?"

„De Bijzondere Heezenaar?" zei Martine,„die Zeer Bijzondere, Brave, Fijne Heezenaar? Bedoel je die Andries?"

„Je bent flauw, mama. De Heezenaar is echt bijzonder aardig tegen nieuwkomers, dat heb je zelf gezegd. En ze zijn ook aardiger tegen vreemdelingen. Trouwens....."

„Wat: trouwens?" vroeg Martine nieuwsgierig.

„Wat is het vrouwelijke woord voor Heezenaar?" vroeg Andries.

Toen Andries achttien was, haalde hij zijn rijbewijs. En ze gingen samen nog heel vaak naar Heeze, Martine en hij. Martine bezocht daar haar oude vrienden. En samen met haar oude vrienden ging ze naar het stamcaféetje "de Zwaan", waar de Paansen geen Paans meer heten, maar een andere naam hebben. Ze zijn dan ook andere mensen.

En Andries?

Die ging aan de gracht bij het kasteel zitten. Samen met Charlotte bekeek hij de eenden. En telkens, telkens opnieuw zochten ze de grote mierenhoop op in de bossen. Charlotte en hij.

De Bijzondere Heezenaar heeft er sindsdien weer een fan bij.

 

 

Ga terug