Historisch gezien is Geldrop ontstaan uit 4 kernen: Het dorp Geldrop, en de gehuchten Klein– en Groot Braakhuizen ten oosten van de Kleine Dommel en later Hoog Geldrop ten westen van de spoorlijn, de belangrijkste nederzetting van de vroegere gemeente Zesgehuchten.
De textielnijverheid is eeuwenlang de hoofdbron van inkomsten geweest, vooral lakennijverheid sedert het einde van de 16e eeuw tot in de tweede helft van de 20e eeuw.
Dit had echter ook zijn negatieve kanten, zoals blijkt uit een reisverslag van Stephanus Hanewinckel rond 1800:
Tenslotte kwam ik in Geldrop aan. Dit dorp is in vergelijking met de andere dorpen in de Meierij tamelijk harmonisch, maar wel met veel erg eenvoudige huizen bebouwd. Het voornaamste middel van bestaan is het maken van wollen lakens, die er zeer goed geweven en vaak als Leidse lakens verkocht worden. Geldrop zou een welvarend dorp zijn, als de inwoners beter orde op zaken hadden gesteld. Maar de koffie en de jenever (mannen en vrouwen gebruiken deze dranken zonder onderscheid in behoorlijk grote hoeveelheden) verslinden hier ontzettend veel tijd en geld.
In 1807 werd Geldrop al geroemd als: ‘Een zeer gewigtig dorp om de menigte lakenfabrieken die hier gevonden worden’.
De regionale historieschrijver Jean Coenen gaf zijn boek over Geldrop dan ook de veelzeggende titel: “Alles wat hier leeft, spint, twernt of weeft”.
Aanvankelijk was de lakennijverheid in handen van kooplieden die werk uitbesteedden aan thuiswerkers.
Onder invloed van enkele kooplieden ontwikkelde Geldrop zich in de negentiende eeuw tot een belangrijke textielstad in Brabant en werd de productie sterk gemoderniseerd.
Reeds in 1831 had Geldrop een stoommachine. Ook nu nog getuigen enkele monumenten van deze bloeiperiode, met name de gebouwen waarin het Weverijmuseum is gevestigd. Geldrop heet daarom tijdens carnaval ‘Lappegat’, zoals Eindhoven tijdens carnaval Lampegat heet. Daar worden geen lampen meer gemaakt. Dus rijst de vraag: is er nog leven na het vertrek van de textielindustrie? Jawel Geldrop is nog steeds een productief dorp en heeft veel werkgelegenheid van onder andere: Het St Anna Ziekenhuis, Peijnenburg Koekfabrieken, Kuhn landbouwwerktuigen en Special Products (voorheen DAF).
In 1855 kwamen zes nonnen ‘Zusters van Liefde’ naar Geldrop om kleuteronderwijs en bejaardenverzorging op zich te nemen. Zij stichtten in 1874 een nieuw klooster, waar men zich ook op ziekenverzorging toelegde. In 1931 werd in hun opdracht het Sint-Annaziekenhuis opgericht, dat inmiddels is uitgegroeid tot een modern regionaal ziekenhuis.
De gemeente Geldrop annexeerde in 1921 Zesgehuchten, waarvan het echter in 1972 weer een deel verloor aan de gemeente Eindhoven. De oude heerlijkheidsgrens loopt dus ook door een van de lommerrijkste wijken van Eindhoven, Tivoli ( zie overzichtskaart 11). Op 1 januari 2004 fuseerde Geldrop met Mierlo tot Geldrop-Mierlo.